vrijdag 30 mei 2014

Poëzie opdracht 4 Vorm, inhoud en beoordeling

Zie je ik hou van je
Zie je ik hou van je, 
ik vin je zo lief en zo licht - 
je ogen zijn zo vol licht, 
ik hou van je, ik hou van je. 

En je neus en je mond en je haar 
en je ogen en je hals waar 
je kraagje zit en je oor 
met je haar er voor. 

Zie je ik wou zo graag zijn 
jou, maar het kan niet zijn, 
het licht is om je, je bent 
nu toch wat je eenmaal bent. 


O ja, ik hou van je, 
ik hou zo vrees'lijk van je, 
ik wou het helemaal zeggen - 
Maar ik kan het toch niet zeggen.

Ik ga dit gedicht bespreken via de Abc-methode. Als eerste ga ik in op de vorm
Het gedicht zie je ik hou van jou is een traditioneel gedicht. Het gedicht is ten eerste namelijk opgedeeld in 4 verschillende strofen en de versregels zijn ongeveer even lang. Daarnaast is er ook sprake van eindrijm. Haar rijmt op waar en oor op voor. Dit is echter maar in 1 strofe het geval dus op dit vlak zou ik het  niet helemaal traditioneel willen noemen. In de rest van de strofes worden woorden herhaald, waardoor het lijkt alsof het rijmt.  Wel zijn er veel leestekens gebruikt wat ook duidt op een traditioneel  gedicht.
Ik zie geen duidelijke dichtsoort in dit gedicht, het enige wat ik zou kunnen zeggen is dat het wel duidelijk een liefdesgedicht is.
Zoals ik al zei is er sprake van eindrijm in dit gedicht. Als je de herhaalde woorden meetelt als rijm zou het rijmschema kunnen zijn: ABBA- AABB - AABB- AABB.
De eerste strofe die omarmend rijm bevat, is dus anders dan de laatste 3 strofen die gepaard rijm bevatten.
Het woordje je  komt in de eindrijm wel 4 keer voor, in het gehele gedicht maar liefst 19 keer. Dat lijkt me een duidelijke herhaling van het woord. Ook licht wordt 3 keer benoemd, wat een nadruk op dat woord legt. Er is ook nog op een andere manier een nadruk gelegd op het woord: jou. Wat natuurlijk overeenkomt met je. Door middel van een enjambement heeft de schrijver jou nogmaals benadrukt. Zie je ik wou zo graag zijn... jou.
Ook heb ik ontdekt dat als je het gedicht voorleest er automatisch een nadruk ligt op je/jou. Dit heeft natuurlijk te maken met het metrum.
In de eerste en derde strofe zijn de zinnen even lang.  Maar in de tweede strofe bouwen de zinnen zich af, ze worden steeds korter. In de laatste strofe bouwt de zinslengte zich langzaam op, ze worden steeds langer.


Er is een bepaalde lijn qua betreft beeldspraak met het woordje licht in het gedicht.
Ik vind je zo lief en zo licht
De schrijver gebruikt het woordje licht om uit te drukken hoe leuk hij de persoon waar het gedicht over gaat vindt. Licht geeft mensen een vrolijker en optimistischer gevoel. Als je verliefd bent is alles om je heen licht.
Je ogen zijn zo vol licht
Hij zegt dus dat de persoon ook vol licht zit. Zelfs in haar ogen kan hij al dat licht, het leuke in haar, zien.
Het licht is om je, je bent nu toch wat je eenmaal bent
Alles wat leuk en vrolijk is bevindt zich om haar heen. Hij ziet alleen licht als die naar haar kijkt.
Licht staat dus symbool voor zijn liefde die hij voor haar voelt. Licht is daardoor ook een motief in het gedicht samen met het woordje je/jou waar het hele gedicht over gaat.
In het gedicht bevindt zich ook een soort van climax die eindigt in een anti-climax of paradox.
De laatste strofe bouwt zich langzaam op. Hij houdt van haar, zo ontzettend veel dat hij dat aan haar wilde vertellen. Maar uiteindelijk vertelt die het toch niet. Dat spreekt elkaar natuurlijk tegen en de climax eindigt in een paradox.
Het thema is natuurlijk liefde.


Ik krijg een heel prettig gevoel als ik het gedicht lees, totdat ik bij de laatste zin ben. Het hele gedicht is zo vrolijk en luchtig dat je zonder twijfel kunt zeggen dat de auteur zielsveel van zijn geliefde houdt. Maar als je er dan achter komt dat hij dat nog nooit gezegd heeft ,vind ik dat toch een beetje treurig. Want misschien is die liefde wel niet wederzijds en is de dichter dus eigenlijk heel erg zielig. Ik vind het een sprekend gedicht en ik denk dat veel mensen zich er in kunnen identificeren omdat iedereen ooit met liefde te maken krijgt. Qua opbouw vind ik de eerste en tweede strofe heel mooi, maar vind ik de derde er  niet helemaal in passen. Omdat hij dan zegt dat hij haar had willen zijn, wat ik een beetje zwak vind want dan zou die verliefd worden op zichzelf. Ik hou van je word wel vaak gebruikt, wat een krachtig effect kan geven maar waarvan ik nog niet weet of ik dat nou ook echt mooi vind. Het verbaast me wel dat dit een van de mooiste gedichten schijnt te zijn, terwijl er nog zo veel andere liefdesgedichten zijn. Blijkbaar doet de herhalende zin Ik hou van je het goed. Misschien is dat gewoon iets wat mensen vaker willen horen.

Zomerstad
Hans Andreus

In de stad daar staan de huizen
zwaar te zuchten in de zon,
oude huizen, nieuwe huizen,
wolkenkrabbers van beton.

O die stad, die stad van stenen,
blokken stenen in de zon,
blokken, blokken aan je benen,
ik wil naar de horizon.

Ik wil meer dan wat plantsoenen
of een afgepast gazon,
ik wil lopen naar het groene
land voorbij de horizon.

A: Ook dit is een traditioneel gedicht, bestaand uit 4 strofen, van 4 versregels en even lange zinnen. Veel leestekens worden er gebruikt. Het rijmschema is: ABAB,ABAB,ABAB. Een gekruist rijmschema wat dus eindrijm bevat . De even versregels rijmen allemaal op elkaar: zon-beton-zon-horizon-gazon-horizon.  Ook opvallend is dat zon en horizon allebei tweemaal voorkomen, wat een vorm van gelijk rijm is. Niet alleen de eindrijm is gelijk rijm. Maar ook binnen de verzen worden veel woorden herhaald.  Zoals huizen in de eerste strofe en stad en blokken in de tweede strofe.  Er is geen duidelijk metrum in te vinden omdat elke keer andere woorden worden benadrukt. Wat mij wel opviel is dat er in de eerste strofe in elke versregel precies 2 lettergrepen zijn die worden benadrukt.
Er zijn verschillende stukjes met alliteratie te vinden: zwaar te zuchten in de zon. Waar de z drie maal aan het begin van een woord wordt gebruikt. Net als bij o die stad, die stad van stenen en blokken, blokken aan je benen, waar de s en b worden herhaald. Ook is er sprake van assonatie in de aller eerste zin waarin de a/aa klank vaak wordt gebruikt.  In de -stad daar staan - de huizen.
In strofe 2 en 3 zijn de oneven versregels langer dan de even, wat dan weer niet het geval is in de eerste strofe.

B:
In de eerste strofe bevindt zich een personificatie: de huizen die zwaar zuchten in de zon. De huizen die allemaal gebouwd zijn van stenen en daar niet tevreden mee zijn. De huizen van stenen staan in dit gedicht symbool voor de bebouwde stad waar bijna geen groen meer te vinden is. Alles is volgebouwd met nieuwe huizen, oude huizen of wolkenkrabbers. Als je naar het groene wilt, moet je voorbij de horizon. Wat een metafoor is waar mee bedoelt wordt dat het groene zeer ver weg te vinden is. Oude huizen- nieuwe huizen is een goed voorbeeld van een tegenstelling in dit gedicht, wat vlak naast elkaar te vinden is. Maar in het gehele gedicht is de grotere tegenstelling de stenen huizen en het groene land. Het thema lijkt mij natuur of vrijheid. In de stad is alles opgepropt en in de natuur is er meer ruimte en dus meer vrijheid.

C:
Het gedicht vind ik prettig lezen. Het lijkt een beetje op een liedje. Eigenlijk is de kern van het gedicht vooral de laatste 2 versregels: ik wil lopen naar het groene land voorbij de horizon. In het begin van het gedicht had ik nog helemaal niet in de gaten dat het daarover ging, maar het is uiteindelijk een mooie boodschap. Ik vind het ook een origineel gedicht omdat ik vind dat de auteur op een ander soort manier schrijft. Zoals: o die stad, die stad van stenen en blokken, blokken aan je benen. Dat doet iets met de lezer om geïnteresseerd te raken in het gedicht. De vertelwijze vind ik erg kinderlijk, het klinkt een beetje grappig wat voor kinderen heel aanlokkelijk is. Terwijl het thema voor iedereen bedoelt is. Maar misschien voor kinderen wel het meest, omdat kinderen vaak buiten spelen in de vrije natuur, wat in de stad nauwelijks te vinden is. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten